Je gedrag veranderen
- Tessa van Rossen
- 10 minuten geleden
- 4 minuten om te lezen

Elke dag krijgen we een nieuwe kans. Een nieuwe ochtend, een nieuw begin, een nieuw moment om te kiezen voor onszelf en ons leven een andere richting te geven. En toch lijkt het soms alsof we vastzitten in patronen die ouder zijn dan onze gedachten. Patronen die niet alleen in ons hoofd leven, maar in ons hart, in ons lichaam, in de geschiedenis van ons familiesysteem. Alsof de wil om te veranderen er wél is, maar het lichaam en het hart nog niet durven.
Maria kende dat gevoel maar al te goed.
Maria was het soort vrouw dat warmte in zich droeg. Altijd bereid om te helpen, te luisteren, te zorgen. Ze had een zachte energie, een hart dat meteen open ging als iemand iets nodig had. Maar die mooie kwaliteit had jarenlang ook een prijs gekend.
Ze zorgde voor anderen, vaak tot ze zelf op was. Ze bleef geven, ook wanneer ze degene was die steun nodig had. Ze gaf vanuit liefde, maar diep vanbinnen hoopte ze dat iemand ooit terug zou geven. Dat iemand haar zou zien. Dat iemand zou zeggen: “Jij mag er zijn. Jij bent genoeg.”
Die zorgzaamheid kwam niet alleen uit liefde, maar ook uit oude wonden. Uit een geschiedenis waarin ze had geleerd dat je liefde kunt verdienen door hard te werken, door onmisbaar te zijn, door te geven totdat je leeg bent.
En zo trok Maria mensen aan die graag ontvingen, maar niet konden geven. Mensen die haar kwamen halen, maar niet kwamen brengen. Mensen die haar mooist en liefste stuk gebruikten, maar haar ziel niet zagen. Hoe meer ze gaf, hoe minder ze zichzelf voelde. Hoe meer ze probeerde te helpen, hoe meer ze zichzelf verloor.
Want om voor de ander te zorgen, moest ze telkens een klein stukje van zichzelf achterlaten. Haar eigen moeheid negeren. Haar eigen grenzen verleggen. Haar eigen behoeften wegduwen. Ze gaf liefde, maar de prijs was dat ze zichzelf afwees. En hoe ze zichzelf behandelde, werd precies wat haar omgeving aan haar spiegelde.
Systemisch gezien was Maria van haar plek gegaan. Ze had haar eigen plek verlaten om een plek in te nemen die niet de hare was. Ze zorgde voor mensen alsof zij hun ouder was, alsof hun welzijn belangrijker was dan haar eigen leven. In systemisch werk noemen we dat opstijgen. Je verlaat je plek om hoger te gaan staan, omdat jij denkt dat jij het moet dragen. Ooit begonnen uit noodzaak, maar later een gewoonte, een overtuiging, een automatische beweging.
Wanneer iemand zijn eigen plek verlaat, gebeurt er altijd iets wonderlijks: de wereld verlaat hem terug. Niet als straf, niet als karma, maar als spiegel. Het universum spiegelt niet wat je vindt of wat je doet, maar hoe je omgaat met jezelf. Zelfafwijzing wordt afwijzing. Zelfverlating wordt verlating. Het is geen oordeel, het is een uitnodiging om terug te keren naar je eigen plek.
Maria had jarenlang geprobeerd haar leven te veranderen. Ze had gelezen, geleerd, gepraat, gehuild. Maar veranderen bleek moeilijker dan gedacht. Niet omdat ze niet wilde, maar omdat het niet alleen ging om gedrag. Ze probeerde geen gewoonte te veranderen, ze probeerde een heel oud systeem te doorbreken dat ooit was ontstaan om te overleven. Ze probeerde niet alleen anders te handelen, maar ook een oude loyaliteit te doorzien. Ze probeerde niet alleen iets af te leren, maar een overtuiging los te laten: dat zij liefde moest verdienen door te geven.
Maar elke dag kwam ze een stapje dichter bij zichzelf. Ze begon te zien dat zorgzaamheid prachtig is, maar niet als het jezelf verlaat. Ze begon te voelen dat je pas liefde kunt ontvangen als je stopt met jezelf weggeven. Ze begon te herkennen dat thuiskomen in jezelf geen eenmalige keuze is, maar een dagelijkse oefening.
Elke dag is opnieuw een kans om terug te keren naar jezelf. Naar je lichaam. Naar je grenzen. Naar je waarheid. En elke keer dat je op je eigen plek blijft, gebeurt er iets nieuws: het leven begint je anders te behandelen. Mensen beginnen anders naar je te kijken. Het universum begint anders te reageren. Want wie zichzelf niet langer verlaat, wordt niet langer verlaten. Wie zichzelf niet langer afwijst, wordt niet langer afgewezen.
Maria begon dat langzaam te ervaren. Niet door grote stappen, maar door kleine bewegingen. Door af en toe nee te zeggen waar ze vroeger ja zei. Door iets later te reageren zodat ze kon voelen wat ze eigenlijk wilde. Door af en toe tegen zichzelf te fluisteren: “Ik mag blijven. Ik mag hier zijn. Ik hoef niets te bewijzen.”
En op een dag, toen ze even stil stond bij alles wat ze had doorleefd, merkte ze dat er iets was verschoven. Dat ze niet langer leefde voor anderen, maar samen met anderen. Dat ze niet langer werkte voor liefde, maar liefde toeliet. Dat ze eindelijk een stukje thuiskwam bij zichzelf.
En in dat thuiskomen vond ze iets wat ze al die jaren had gemist: rust, zachtheid, en de stille zekerheid dat zij altijd al genoeg was.





Opmerkingen