top of page

Het vuur van het leven

  • Foto van schrijver: Tessa van Rossen
    Tessa van Rossen
  • 14 okt
  • 3 minuten om te lezen

Bijgewerkt op: 15 okt

ree

Roosje kwam binnen met dat vertrouwde mengsel van kracht en vermoeidheid.

Een glimlach die standhield, ook al lag er iets zachts achter — iets wat rust zocht. Terwijl ze vertelde over haar werk, haar gezin, haar dagen vol afspraken, voelde ik direct het beeld opkomen: zij stond in het midden van een brandstapel.


Het vuur laaide hoog op. De vlammen stonden voor alles wat ze moest — werk, gezin, verwachtingen, verantwoordelijkheden. Ze probeerde de vlammen van zich af te duwen, maar hoe harder ze duwde, hoe meer ze leek te verbranden. Tot ze zich niet meer verzette en zich overgaf aan het vuur. Ze liet zich verteren. En toen, tussen de as, kroop ze langzaam omhoog — sterker, maar ook harder geworden. “Gespeend van emoties,” fluisterde het beeld.

In dat vuur had ze geleerd te overleven. Maar ergens onderweg had ze haar zachtheid achtergelaten.

Ze vertelde hoe ze altijd doorging. Een baan met veel verantwoordelijkheid, een gezin, sociale verplichtingen — en dat alles met de drang om het goed te doen. Voor iedereen. Een goede moeder.

Een goede partner.

Een goede dochter.

Een goede werknemer.


Maar onder dat ‘goed doen’ klopte een dieper verlangen. Een verlangen om echt te voelen. Niet om perfect te zijn, maar om aanwezig te zijn.

Toch voelde dat bijna onmogelijk. De wereld lijkt immers gemaakt om niet te voelen. Er zijn vele afleidingen en verplichtingen. We worden geprogrammeerd om te presteren, te vergelijken, te plannen — tot er geen ruimte meer is om gewoon te zijn.


Ik vertelde haar: “Het lijkt alsof je leeft in een wereld die niet goed bij je past. Je bent intuïtief, hooggevoelig, helder voelend zelfs. Maar je leeft in een realiteit die vraagt om ratio, om resultaat, om controle. Dat wringt — en dat vuur dat je voelt, dat is precies dát.”

Ze knikte. “Ik weet het,” zei ze zacht. “Soms voelt het alsof ik leeg ben, ook al heb ik alles wat ik wilde.”


We spraken over de illusie van “moeten”. Over hoe haar hoofd haar telkens terugbrengt naar dat vertrouwde pad van zekerheid —de baan, de structuur, de erkenning. Terwijl haar ziel zacht fluistert dat het ook anders mag. Dat het niet gaat om méér doen, maar om anders doen.


Ik zag hoe haar hart reageerde toen we het hadden over haar kinderen. Over de vluchtigheid van de dagen. “Er is wel verbinding,” zei ze, “maar het is vaak... oppervlakkig. Functioneel. Ik weet hoe het anders kan, maar het glipt steeds weg.”

Dat raakte me. Want precies daar, in dat kleine verdriet, zat haar essentie. Haar ziel weet wat echt is. Ze verlangt niet naar méér tijd, maar naar echte tijd.

We spraken over hoe gevoel de wereld mee vormgeeft. Hoe voelen niet zwak is, maar een kracht. Dat boosheid, onrust en verdriet geen vijanden zijn — maar richtingwijzers. Wanneer je gevoel er mag zijn, keert het vanzelf naar het licht.

En dat is wat zij kwam doen, hier op aarde: Voelen. Vertragen. Zichzelf toestaan om mens te zijn.

Toen we afsloten, zei ik: “Misschien is het niet jouw taak om alles te veranderen. Misschien is het genoeg om af en toe even uit dat vuur te stappen. Een dag niets te moeten. Een dag alleen te zijn met je kinderen, zonder plan, zonder scherm, zonder doel. Een dag waarop voelen weer mag.”

Ze glimlachte. “Dat lijkt zo klein,” zei ze. “Maar het voelt als alles.”

En dat is het ook. Soms begint heling niet met iets groots, maar met een moment waarop je weer durft te voelen dat je leeft.


Een nieuw begin ontstaat niet door meer te doen, maar door minder te verharden. Door zachter te worden, juist daar waar het vuur brandt.

 
 
 

Opmerkingen


|

bottom of page